Werkgeverslasten- Brief aan de Eerste en Tweede Kamer

Gepubliceerd op 11 maart 2024

Zeist, 6 maart 2024

Betreft: zorgen over gebrek aan urgentie over de toenemende werkgeverslasten

Beste leden van de Eerste Kamer en Tweede Kamer,

Namens alle ondergetekende brancheorganisaties doen wij een dringend beroep op u om de werkgeverslasten te verlagen. U bespreekt binnenkort opnieuw een bijzondere stijging van het wettelijk minimumloon (WML), namelijk een extra verhoging met 1,2 procentpunt per 1 juli 2024. Er wordt echter niets gedaan aan een verlaging van de werkgeverslasten, terwijl dat wel onderdeel was van het akkoord en SER-MLT advies. De lasten voor werkgevers stijgen zelfs. Hiermee zet u druk op het verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven. Wij vragen u nadrukkelijk om de werkgeverslasten met concrete voorstellen fors te verlagen.

Het brede bedrijfsleven (detailhandel, winkelambacht, recreatie, schoonmaak, horeca, beveiliging, ambulante handel en groen, grond en infra) staat achter het streven naar meer bestaanszekerheid voor medewerkers waar het WML een onderdeel van is. Dit hebben wij in eerdere brieven en petities ook aangegeven. De focus op alleen het loon is echter niet terecht, zoals ook de Raad van State eerder heeft aangekaart. Via onze koepelorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland ontving u reeds een oproep om de extra verhoging per 1 juli 2024 dan ook niet door te laten gaan. In ruim een jaar tijd stijgt het minimumloon (inclusief reguliere indexaties) namelijk al tussen de ruim 18% en 31%, exclusief de reguliere indexatie per 1 juli 2024. Dit zijn onverantwoorde stijgingen van de loonkosten.

Zorg ook voor verlaging werkgeverslasten
In het voorjaar van 2023 hebben wij gezamenlijk aandacht gevraagd voor de sterk stijgende werkgeverslasten. Op een representatief salaris voor onze branches draagt de werkgever boven op het brutosalaris van de medewerker nog eens minimaal 25% werkgeverlasten af voor de Awf, Aof, Zorgverzekeringswet, Wko en verzuimverzekering.

De Eerste Kamer verzocht de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in februari 2023 per motie om de economische situatie voor werkgevers in kaart te brengen en te komen met voorstellen tot lastenverlichting. De minister heeft dit vervolgens neergelegd bij het ministerie van EZK. Tot nu toe hebben (nog) geen gesprekken met brancheorganisaties over aantrekkelijk ondernemerschap en werkgeverschap plaatsgevonden. Wij vragen u aan te kaarten dat de minister van SZW op korte termijn de stijgende (werkgevers)lasten inzichtelijk maakt en zoals toegezegd met concrete maatregelen komt om deze (fors) te verlagen.

De werkgeverlasten blijven onverminderd hoog en premies werden onlangs wederom verhoogd. De premieverlaging van de Aof in 2023 werd volledig teruggedraaid en in 2024 omgezet in een premieverhoging. Verder wordt het lage inkomensvoordeel afgeschaft en niet vervangen door een andere c.q. betere verlaging van de lasten.

Wat extra steekt, is dat de bij werkgevers geheven lasten worden opgepot bij het UWV. Uit de januarinota 2024 van het UWV blijkt dat in 2024 het eigen vermogen in de UWV-fondsen toeneemt tot € 44,3 miljard! Dat is geld van werkgevers dat zij hebben opgebracht door te hoge premies en is daardoor niet meer beschikbaar om rechtstreeks te investeren in hun medewerkers, verduurzaming en in een gezonde onderneming. Het wordt niet geïnvesteerd in Nederland, maar wordt als ‘dood’ geld op de balans van de Rijksoverheid gezet om te voldoen aan het EMU-saldo. Wij roepen op om te voorkomen dat deze pot geld verder toeneemt door de werkgeverslasten wél te verlagen.

Beoordeel integraal, kijk niet alleen naar loon
De Raad van State heeft in november 2023 een advies uitgebracht over het voorstel van het lid Van Kent (Wet eerlijker inkomen). Daarin signaleert zij zes punten die van belang zijn om af te wegen bij het wetsvoorstel waarmee het WML met 1,2 procentpunt wordt verhoogd:

  1. Het besteedbaar inkomen wordt niet alleen door het loon bepaald, maar juist in sterke mate door de vele belastingregelingen, toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen;
  2. Effecten van maatregelen rond het wettelijke minimumloon op de werking van de arbeidsmarkt zijn complex. Het CPB heeft geconcludeerd dat de structurele werkgelegenheid als gevolg van een minimumloonverhoging daalt. Hierdoor zou het debat verbreed moeten worden;
  3. Niet duidelijk is hoe de miljardenuitgaven die ermee gepaard gaan, gedekt worden in de overheidsbegroting;
  4. Door inkomenspolitieke maatregelen worden veelal de effecten van de beoogde verhoging van het wettelijk minimumloon beperkt. Vaak wordt een verhoging verdisconteerd en leidt het tot hogere belastingen, lagere toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen;
  5. Werkzaamheden met een lagere productiviteit worden door verhoging van het minimumloon (en uitkeringen) mogelijk niet meer verricht, of belanden in ‘zwarte circuit’ of een toename van constructies met flexwerk.

Conclusie: verlaag lasten en verbreed discussie Wij roepen u op om de werkgeverslasten nu écht te verlagen en de discussie over bestaanszekerheid te verbreden door de punten van de Raad van State te betrekken in uw afwegingen.

Schermafbeelding 2024-03-12 om 17.08.30.png​​​​​​​